Belgium’s great democratic tradition (België haar grootse democratische traditie)
Vote ... or else (Stem ... of anders ...)
Image: Belgian Olympic runner Ivo Van Damme. By Unknown - [1], Fair use, https://en.wikipedia.org/w/index.php?curid=47259546.
[VOOR NEDERLANDS, ZIE BENEDEN AUB]
It’s done. I cast my vote ... perhaps to the wind, perhaps to the winner. The last time I voted, I won. Pretty good bet, eh? I wagered on Margaret Thatcher. That’s how long ago it was that I put a cross on a piece of paper that wasn’t a pools form. Sunday was not quite a piece of paper, more a touch screen (I did not see any cleaning to prevent transmission of Covid germs and no one was maintaining 1.5 metres distance as we queued, so it’s quite clear that this was a matter of politics, where it’s all about external appearances, and not public health, where it’s all about internal workings).
It was 10.30 and the bakery was still open, so I think I hit the peak hour. The general atmosphere was one of a coffee morning: people were hailing folks they knew and having a chat about this and that. The only thing missing was the coffee itself. I was assigned to line 108 in the gymnasium named after the sportsman who my neighbour’s son-in-law used to run with in the harriers. Ivo Van Damme took silver for Belgium in the 800 and 1,500 metres middle-distance events at the Montreal Olympics in 1976 and was a darling of the Belgian sports scene. He was tragically killed a year later in a car crash in France, and the town of his birth, where I live, named its sports centre in his honour. He is remembered most fondly by the townspeople of Veltem: when they do sport, and when they vote; and there is something very deep in that. That Ivo Van Damme’s name lives on in the place that lies at the centre of the town’s sporting life, and at the heart of its democratic tradition.
So, Sunday was voting day and, who knows, maybe I voted for the winner this time. (Do you think that vote casting would be more, or less, principled if you got a prize for picking the winner, like in horse racing?) Anyhow, that means there’s a good chance that within the next 200 to 300 days, we may just have a government. Coalition-building can be a long, arduous procedure in this country of ours and, whilst the parties meet and greet and knock each other over the heads with figurative saucepans, the administration of its people continues without a murmur, unabated. When there is no government in Belgium, nobody notices. It has been that way since the days of King William of Orange, against whom the southern Netherlanders revolted in 1830, and our long-established tradition of revolt has continued to bubble ever since. Twice in the 20th century, our efforts were directed against invading forces from the east. And our struggles have not always simply been against outside forces but against our fellow Belgians, be they in the hoity-toity capital of Brussels, the all-too-proud industrial south or the nouveau-riche north. For too long, our biggest bone of contention has not been the matters of which we speak, but the language in which we speak of them.
There has been talk of Wallonia yearning to be a French province, to which the French themselves have, for the most part, been lukewarm in their response. There has been talk, and there still is talk, of an independent Flanders, whether through the brazen proclamations of the Vlaams Blok, as was, the Vlaams Belang, as is, or the NVA, as would be. Of union with the Netherlands there is no talk whatsoever. (The heathens up north don’t even know what hesp is.)
But, I am relieved to report, this land has seen the homicide of no candidates for office, let alone the 30 who perished in Mexico. And the column inches devoted to the great divides amongst our political parties and our political personalities have been minuscule by comparison with those that stretch for miles across the headlines of the American newspapers as that country prepares for a similar act of suffrage. Elections promise so much: the candidates lambast one another for past records and give wild and extravagant undertakings for the future, for which there are few successes and few who are held to account for their failures.
In Belgium, an election per se promises nothing. Little or no change and even a period without government at all. All continues as it was before and there is a certain reassurance in that. We are well off: we have the best national health system in the world—of that there is no question—we live in safety and security, we are respected and we respect others (and we even learn each other’s languages). Belgium can never be great again, because Belgium never was great. It is small, its pride is tempered. Little changes, because little needs to change.
What Belgium does not suffer from that most of the western world seems now to be suffering from is a trend that has shifted from trying to persuade the electorate to vote in a certain manner towards excluding certain parts of it from even voting at all. In Belgium, we are fined if we fail to vote. It is the whole populace’s duty, and it’s one I used to rail at: on the basis that the right to vote should remain a right and not an obligation punishable at criminal law. On this I have now moved. For we are seeing so many corners of our world in which the right to vote is no longer even a right. And I would sooner wait 2,000 days for a duly constituted government than have within but a few days a government whose constitution is of questionable source and that sows more unrest than it resolves.
[NEDERLANDSE VERSIE VOLGT]
België haar grootse democratische traditie
Stem … of anders …
’Tis gedaan. Ik heb mijn stem uitgebracht ... misschien tegen de wind in, misschien wel voor de winnaar. De laatste keer dat ik stemde, won ik. Een goede gok, hè? Ik waagde op Margaret Thatcher. Zo lang geleden was het dat ik een kruisje zette op een vel papier dat geen pouleformulier was. Zondag was niet echt een stuk papier, meer een aanraakscherm (ik heb geen enkele schoonmaak gezien om de overdracht van Covid-kiemen te voorkomen en niemand anderhalfmeterde terwijl we in de rij stonden, dus het is vrij duidelijk dat dit een kwestie van politiek was, waar het allemaal om de uiterlijke schijn gaat, en niet om de volksgezondheid, waar het allemaal om de interne werking gaat).
Het was half elf en de bakker was nog open, dus ik denk dat ik op het spitsuur zat. De algemene sfeer was die van een koffietafel: mensen begroetten mekaar en maakten een praatje over van alles en nog wat. Het enige wat ontbrak was de koffie zelf. Ik werd toegewezen aan lijn 108 in de gymzaal, vernoemd naar de sportman met wie de schoonzoon van mijn buurvrouw vroeger onder de veldlopers liep. Ivo Van Damme pakte zilver voor België op de 800 en 1.500 meter halve-afstandsevenementen tijdens de Olympische Spelen van Montreal in 1976 en was een lieveling van de Belgische sportscène. Een jaar later kwam hij op tragische wijze om het leven bij een auto-ongeluk in Frankrijk, en zijn geboortestad, waar ik woon, heeft zijn sportcentrum naar hem vernoemd. Hij wordt het meest dierbaar herinnerd door de inwoners van Veltem: als ze aan sport doen, en als ze stemmen; en daar zit iets heel dieps in. Dat de naam van Ivo Van Damme voortleeft op de plek die centraal staat in het sportleven van de stad en in het hart van zijn democratische traditie.
Zondag was dus stemdag en, wie weet, heb ik deze keer wel op de winnaar gestemd. (Denkt u dat het uitbrengen van stemmen min ofwel meer principieel zou gebeuren als u een prijs zou krijgen voor het kiezen van de winnaar, zoals bij paardenraces?) Hoe dan ook, dit betekent dat de kans groot is dat we binnen de komende 200 tot 300 dagen zelfs een regering hebben. Coalitievorming kan hier te lande een lange, moeizame procedure zijn, en terwijl de partijen elkaar ontmoeten en begroeten en elkaar met figuurlijke pannen over de hoofden slaan, gaat het bestuur van de bevolking onverminderd zonder morren door. Als er in België geen regering is, merkt niemand het. Dat is al zo sinds de tijd van koning Willem van Oranje, tegen wie de Zuid-Nederlanden in 1830 in opstand kwamen, en sindsdien is onze al lang bestaande traditie van opstand blijven borrelen. Twee keer in de twintigste eeuw waren onze inspanningen gericht tegen binnenvallende troepen uit het oosten. En onze strijd is niet altijd simpelweg tegen krachten van buitenaf geweest, maar tegen onze landgenoten, of dat nu in de hoity-toity hoofdstad Brussel is, in het al te trotse industriële zuiden of in het nouveau-riche noorden. Te lang zijn onze grootste twistpunten niet de zaken geweest waarover we spreken, maar de taal waarin we erover spreken.
Er wordt gesproken over het verlangen van Wallonië om een Franse provincie te worden, in andere woorden, waarop de Fransen zelf voor het grootste deel lauw hebben gereageerd. Er is gesproken, en er wordt een woordje nog steeds gesproken, over een onafhankelijk Vlaanderen, hetzij door de brutale proclamaties van het Vlaams Blok, zoals het was, het Vlaams Belang, zoals het is, of de NVA, zoals het zou zijn. Van een vereniging met Nederland is geen sprake. (De heidenen in het noorden weten niet eens wat hesp is.)
Maar ik ben opgelucht om te kunnen melden dat er in dit land geen enkele kandidaat voor een ambt is vermoord, laat staan de dertig die in Mexico zijn omgekomen. En de columns gewijd aan de grote verdeeldheid tussen onze politieke partijen en onze politieke persoonlijkheden zijn minuscuul geweest in vergelijking met de columns die zich kilometers ver uitstrekken over de krantenkoppen van de Amerikaanse kranten, terwijl dat land zich voorbereidt op een soortgelijke verkiezingsdaad. Verkiezingen beloven zoveel: de kandidaten hekelen elkaar vanwege eerdere gebeurtenissen en doen wilde en extravagante beloften voor de toekomst, waarvoor weinig successen zijn en weinigen die ter verantwoording worden geroepen voor hun mislukkingen.
In België beloven verkiezingen op zichzelf niets. Weinig of geen verandering en zelfs een periode zonder regering. Alles gaat door zoals voorheen en dat geeft een zekere geruststelling. We hebben het goed: we hebben het beste nationale gezondheidszorgsysteem ter wereld—daar bestaat geen twijfel over—we leven in veiligheid en zekerheid, we worden gerespecteerd en we respecteren anderen (en we leren zelfs elkaars taal). België kan nooit meer groots zijn, omdat België nooit groots is geweest. Het is klein, zijn trots is getemperd. Er verandert weinig, omdat er weinig hoeft te veranderen.
Waar België niet onder lijdt, waar het grootste deel van de westerse wereld nu wel last van lijkt te hebben, is een trend die is verschoven van pogingen om het electoraat te overtuigen om op een bepaalde manier te stemmen, naar het uitsluiten van bepaalde delen ervan om zelfs maar te gaan stemmen. In België krijgen we een boete als we niet stemmen. Het is de plicht van de hele bevolking, en dat is iets waar ik altijd tegen tekeer ging: op basis van het feit dat het stemrecht een recht moet blijven en niet een verplichting die beboetbaar is volgens het strafrecht. Hierin ben ik nu van mening veranderd. Want we zien zoveel hoeken van onze wereld waar het stemrecht niet eens meer een recht is. En ik zou liever tweeduizend dagen wachten op een naar behoren samengestelde regering dan binnen een paar dagen een regering hebben wiens samenstelling van twijfelachtige oorsprong is en die meer ongerust zaait dan er daarmee wordt opgelost.
That is one of the set-backs of parliamentary systems. there are no clear winner and losers. The losers can agree to form a government, if three or more parties combined votes outnumber the popular vote.
On the other hand, we in America drive a stake through the heart of democracy by use of the 'electoral college'. We do have clear winners and losers sometimes by 2 or more million votes, but the loser gets to be president anyway because there were more little States (little as in population) whose electoral votes outrank the more populous States. Try explaining that to new citizens LOL